
Als je met
levende wezens te maken hebt, krijg je onherroepelijk ook te maken met
ongewenste of schadelijke aangeboren en erfelijke factoren. Moeder natuur maakt
nu eenmaal wel eens een foutje af en toe; dat gebeurt bij alle soorten
organismen.
In de raskattenfok wordt geprobeerd deze foutjes zo veel mogelijk te beperken,
maar als fokker heb je daar niet altijd vat op. Soms is de aanleg verborgen
(recessieve eigenschap of progressieve afwijking), soms afhankelijk van een
toevallige combinatie van meerdere genen (polygenetische eigenschap/afwijking),
soms afhankelijk van externe invloeden (milieu) en soms gebeurt iets gewoon
spontaan (mutatie).
Soms is zo’n foutje voor het dier probleemloos, soms dodelijk, maar een ding is
zeker: de fokker veroorzaakt het nooit expres!
Hoewel de
Blauwe Rus een buitengewoon gezond ras is, met een relatief laag percentage
(erfelijke) problemen, wil ik hier toch kort de aangeboren en verworven kleine
foutjes en ernstiger aandoeningen bespreken die onverhoopt wel eens voor kunnen
komen, en/of in het verleden zijn voorgekomen. Dit kan strekken van witte
vlekjes tot een dodelijke aandoening als HCM.
Als je een aanvulling hebt voor mijn lijst of een foto bij een beschreven
probleem, dan hoor ik dat graag; ik pretendeer geenszins dat deze lijst volledig
is.
Openheid hierover is heel erg belangrijk om zo gezond mogelijke katten te kunnen
fokken.
Hoewel de ernst van de beschreven eigenschappen dus erg varieert betreft het
hier wel eigenschappen die (meer of minder)ongewenst zijn, en waarmee bij de fok
van dit ras dus rekening moet worden gehouden.
Ik ben iedereen die foto's ter beschikking heeft gesteld zeer dankbaar.
Waarschuwing: Enkele van de beschreven problemen zijn geïllustreerd met
foto's die door gevoelige kijkers als schokkend kunnen worden ervaren.
Cosmetische foutjes:
- Sneeuwkittens
(tijdelijk)
- witte vlekjes
- point/ mink/ sepia
- langhaar
Aandoeningen
van bepaalde lichaamsdelen:
- knikstaart
- syndactylie
- vergroeide pootjes
- gespleten gehelmelte
- pectus excavatum
- flat chested kitten syndrome
- navelbreuk en open buik
- patella luxatie
- (huid)allergie
- coming soon: erfelijke cataract, entropion, malocclusie
Erfelijke
ziektes van van interne organen:
- HCM
- PKD
- CIN
- coming soon: asthma
___________________________________________________________________________________________________________________
Sneeuwkittens
Dit verschijnsel staat in dit lijstje omdat het
bij Rusjes met enige regelmaat voorkomt, hoewel niet is
onderzocht of het in hogere mate voorkomt dan bij andere rassen
of HTK-katten. Bij het zoeken op internet kom je het
verschijnsel vooral veel tegen bij Maine Coons en Noorse
Boskatten, maar dit zijn dan ook wel weer grotere rassen.
Turncoat, fevercoat, sneeuwkittens, poederkittens en frosted
kittens zijn verschillende benamingen voor hetzelfde uiterlijke
en volstrekt onschuldige verschijnsel.
Sneeuwkittens worden geboren met een wat ruwere, wittige
vachtjes, die er ijzig uitzien. Over het algemeen is deze
verkleuring alleen zichtbaar op het lijfje (de pootjes en het
gezichtje zijn meestal goed doorgekleurd) en alleen bij de
eerste kittenvacht.
Als het kitten groeit maakt het nieuwe haren aan die wel
volledig gekleurd zijn, en met het geleidelijk wisselen van de
vacht wordt het kitten dan beetje bij beetje meer zijn
uiteindelijke kleur. Dit proces is meestal voor de leeftijd van
12 weken voltooid.
Soms is er maar een kittentje in een nestje frosted, soms
het hele nest in meer of mindere mate.
In combinatie met een andere kater werpen poezen vaak weer een
volledig gekleurd nestje.
Er zijn sneeuwkittentjes gezien in nestjes van zowel blauwe als
zwarte Russen, en meerdere fokkers in Nederland hebben ze
de afgelopen jaren in hun nestjes aangetroffen.
Het is nog onduidelijk wat deze verkleuring veroorzaakt, en
hierover wordt veel gespeculeerd; het verschijnsel zou zowel
aangeboren als erfelijk kunnen zijn.
Zo zou een (onopgemerkte) periode van koorts bij de poes tijdens
de zwangerschap dit kunnen veroorzaken (vandaar de benaming
fever coat – dit verschijnsel wordt namelijk ook gezien bij
volwassen katten die koorts hebben gehad) maar er zijn ook
aanwijzingen voor een erfelijke factor aangezien het wel vaker
in bepaalde familielijnen lijkt voor te komen.
Ook is er al gespeculeerd of een gen uit de albino-reeks
(albino, point, burmees) misschien een rol zou kunnen spelen;
deze genen zijn immers ook warmte-gevoelig en belemmeren de
kleur op de warmere delen van de kat, en de kittens worden
lichter dan hun uiteindelijke kleur geboren (gezicht, oren,
staart en poten krijgen bij deze reeks altijd als eerste weer
kleur). Wellicht is dit zelfs een nieuw gen; een donkerdere fase
van de albinoreeks dan de burmese kleuring – wie weet wat
onderzoek in de toekomst nog uit zal wijzen.
  
foto's ©Esther
Oudshoorn-Roessen. De hierboven getoonde foto's van een nestje
sneeuwkittentjes zijn mij gul ter beschikking gesteld door
Esther Oudshoorn, cattery Mother's Finest. Alle kittens hadden
binnen enkele weken hun blijvende effen blauwe kleur, en niks in
hun uiterlijk verraadt dat zij een beetje "anders dan anders"
zijn geboren. In de familielijn van de vader van dit nest zijn
al vaker sneeuwkittens geboren.
Witte vlekjes
Een veel gehoord cosmetisch foutje bij solid
(effen) katten is de aanwezigheid van een wit vlekje. Dit kan
een medaillon (borstvlek), een button (buikvlek) of wit teentje
zijn, en de omvang kan variëren van enkele witte haren tot de
grootte van een euromunt.
In tegenstelling tot wat veelal wordt aangenomen, worden deze
vlekjes bij solid katten niet veroorzaakt door het dominante
white spotting (S) gen (Lorraine Shelton – The Pigment Parade).
Ook heeft het niks te maken met het dominante gen voor wit (W),
en fokken met witte Russen geeft dan ook geen verhoogde kans op
witte vlekken, hoewel een witte kat onder zijn witte jas
natuurlijk wel een medaillon of button zou kunnen dragen én dus
doorgeven.
De witte vlekjes zoals die wel eens voor kunnen komen bij Russen
lijken niet te worden veroorzaakt door een enkel dominant of
recessief gen. Maar omdat witte vlekken meer voorkomen in
bepaalde families, is er wel reden om aan te nemen dat er sprake
is van erfelijke factoren. Gedacht moet worden aan de
betrokkenheid van diverse polygenen; een groep van genen die
samen de eigenschap bepaalt.
Wat er feitelijk gebeurt bij alle vormen van wit, ook bij witte
vlekjes, is dat de pigmantcellen in het embryo “lui” worden en
stoppen met hun reis (vlak) voordat het normale doel (volledige
kleuring) bereikt is.
Kattenembryo’s beginnen altijd te kleuren op de bovenkant van
hun kop, dan komt de rug, dan de staart en de poten en pas als
laatste de hals-buikstreek. Katten met witte vlekken (bicolors)
hebben dan ook altijd het meeste wit aan de onderkant; op hun
borst en buik. Bij rassen als de Heilige Birmaan en de Snowshoe
zie je wit op borst, buik, tenen en achterpoten. Witte kittens
hebben vlak na de geboorte vaak nog een gekleurde vlek; altijd
op de kop. Vans hebben alleen gekleurde oren. Het is dus logisch
dat bij een genetisch effen kat de kleine witte vlekjes in de
keel-, buik- of liesstreek te vinden zullen zijn.
Witte vlekjes zijn uiteraard niet schadelijk voor de kat, maar
het is wel een ongewenste eigenschap en volgens de rasstandaard
niet toegestaan. Door selectie kan op katten zonder witte
vlekken worden gefokt, en dit moet dan ook worden geprobeerd.
  
De foto's links-
en rechtsboven zijn fotobewerkingen en gemaakt om enige
mogelijke verschijningsvormen van witte vlekjes te laten zien.
De foto's in het midden van RB poes Tochka zijn mij ter
beschikking gesteld door en ©Elles Nijssen, waarvoor mijn dank.
V.l.n.r.: witte haren (bij diepe zilvertipping vaak moeilijk te
zien; witte haren zijn echter tot op de wortel wit, steken vaak
iets uit boven de gemiddelde lengte van de vacht en zijn gladder
van structuur), een medaillon en een button.
Point, Mink en Sepia
Af en toe worden er in nestjes van twee Blauwe
Russen ouders kittentjes met een van de kleuringen uit de
albino-reeks geboren.
Dit kunnen Bluepoint (cscs), Blue mink (cscb - tonkanees) of
Blue Sepia (cbcb - burmees) kittens zijn. Point komt veruit het
meeste voor, maar is desalniettemin zeldzaam.
De recessieve genen cs en cb zijn in de genenpoel van de Rus
terecht gekomen door het inkruisen van andere rassen, zoals de
Siamees. Dit is tijdelijk toegestaan om de Blauwe Rus van de
ondergang te redden die op de loer lag na WO II.
Hoewel het relatief eenvoudig bleek om weer terug te selecteren
naar de oorspronkelijke algemene verschijningsvorm van de
katten, konden er ongezien toch een aantal genen blijven zitten.
De genen uit de albinoreeks zijn recessief, wat wil zeggen dat
een kat er twee van nodig heeft om de eigenschap te laten zien.
Deze eigenschappen waren moeilijk weg te selecteren omdat ze
onzichtbaar werden meegedragen, soms vele generaties lang.
Het cs en het cb gen zorgen beiden voor een restrictie in de
verspreiding van de kleur, op basis van temparatuur. De koudste
delen van de kat (de extremiteiten) krijgen de meeste kleur, de
warmste het minste.
cs doet dit sterker dan cb; bij cs kan de kleur van de flanken
ijzig wit zijn, het contrast met de points erg groot en zijn de
ogen blauw, terwijl bij cb het contrast vele malen minder sterk
is en de ogen groen of geel zijn.
Ter illustratie; een genetisch volledig gekleurde kat heeft het
genenpaar CC. Deze kat kan alleen die vorm van dit gen
doorgeven; alle kittens krijgen van deze kat dus C, het gen voor
volledige kleuring.
Een volledig blauwe kat kan echter ook ongezien een gen voor
bijv. bluepoint dragen; deze kat heeft het genenpaar Ccs. Deze
kat kan C of cs doorgeven aan zijn of haar kittens.
Als deze kat gekruist wordt met een kat met diezelfde
eigenschappen, dan kunnen er kittens geboren worden met de
combinatie cscs.
Omdat deze kittens geen dominant C gen bezitten, bepaalt het
recessieve gen het uiterlijk, en dus is zo’n kitten een
bluepoint.
Hetzelfde geldt voor cb; alleen wordt een kitten met cbcb sepia
(burmees) van kleur.
Als een Rus met cb (sepia) paart met een kat met cs (point) dan
kunnen er cbcs kittens geboren worden; kittens met mink
(tonkanese) kleuring, een kleur die het midden houdt tussen
point en sepia, met aquamarijnkleurige ogen.
Point, en vooral mink en sepia zijn erg zeldzaam binnen de Rus,
maar omdat vooral de Bluepoints zo betoverend mooi zijn, zijn ze
wel erg gewild. Het mag voor fokkers van Blauwe Russen echter
nooit een doel zijn om Bluepoint “Rusjes” op de wereld te
zetten; het is eenvoudigweg geen toegestane kleur.
Om de selectie tegen point, sepia en mink voort te zetten,
kunnen fokkers inmiddels gebruik maken van een eenvoudige
DNA-test via een monster uit het wangslijmvlies. Met een enkele
test is kan meteen worden gezien of de kat een gen uit de
albinoserie draagt.
Op deze manier is het hopelijk ook mogelijk om de eerste
sealpoint, natural mink en brown sepia “Russen” voor te blijven;
deze mogelijkheid is nl. gecreëerd met het toevoegen van de
kleur zwart aan het kleurenspectrum van de Rus.
Draagt een kat point of sepia, dan is het het beste om alleen
verder te fokken met nakomelingen die het gen niet dragen.
Een verantwoordelijke fokker van Blauwe Russen zal niet keer op
keer combinaties maken waaruit points voortkomen, en zal extra
selectief verder fokken met de katten die het gen dragen door
alle nakomelingen te testen en alleen die zonder het gen te
houden of te verkopen voor de fok. Ook zal een
verantwoordelijke fokker niet meer bewust point of sepia
infokken (door gebruik van Burmezen, Tonkanezen of Siamezen).
Af en toe gaan er wel stemmen op om van de Bluepoint “Rus” een
apart ras te maken, en hiervoor is zelfs al een naam bedacht;
Archangelskie. Deze kat zou dan worden gefokt apart van de Rus,
om nieuwe ongeziene verspreiding van het bluepoint gen door de
Rus te voorkomen. Het gebeurt al op zeer kleine schaal. Op zich
is hier niks op tegen als de opzet van dit ras serieus wordt
aangepakt, er voldoende interesse is voor deze katten en zolang
ze inderdaad gescheiden worden gefokt van de Blauwe Rus.
  
Foto links met
dank aan & © Mieke Biesemaat, cattery de Leeuw/Lady Guinevere.
Midden; bluepoint poesje Aura. Foto © van, en ter beschikking
gesteld door, haar eigenaresse Céline De Bosscher. Rechts:
Mendel, bluepoint kater © en met dank aan Ria Kuip.
Langhaar
Soms kan er in een nestje van twee Blauwe Russen
ineens een kitten zitten wat langharig blijkt te zijn. Dit
gebeurt niet zomaar spontaan, maar omdat beide ouders ongezien
het gen voor langhaar dragen, en door kunnen geven.
Het gen voor korthaar is dominant en daardoor is dat wat er aan
de buitenkant zichtbaar is. De vererving van langhaar werkt op
dezelfde manier als die van de albino-reeks; een kat heeft 2
langhaar genen nodig om de eigenschap te tonen; een kitten moet
dus van beide ouders het gen krijgen om langharig te worden.
Waar het gen voor langhaar bij de Blauwe Rus vandaan komt is
niet geheel duidelijk, maar feit is wel dat er meer langharige
kittens geboren worden uit katten die voorouders hebben uit het
voormalige Oostblok, en dat het nog niet is voorgekomen in de
oorspronkelijke Engelse en Scandinavische lijnen. Mogelijk komt
het door de toevoeging van nieuwe foundation katten in
Oost-Europa (rasloze katten die lijken op
Russen, en die eigenschappen bij zich kunnen dragen die voor de
Rus niet gewenst zijn), de manier waarop stamboeken worden
gevoerd, of het feit dat langharen daar door sommigen
geaccepteerd worden als deel van de Rus.
In de rest van de wereld is langhaar bij de Rus echter niet
toegestaan, en dus zullen Russenfokkers zich inspannen om
kortharige katten te blijven fokken.
Bewezen langhaardragers worden aangemerkt als RUS var en worden
niet meer ingezet voor de fok van Russen. Wel kunnen ze gebruikt
worden voor het ras de Nebelung, een schitterende langharige
blauwe raskat die in alle opzichten moet lijken op de Rus, met
uitzondering van de vachtlengte.
Kortharige Russen, die geen langhaar dragen, zijn ook al een
toegestane kruising voor de Nebelung; ze mogen worden gebruikt
om de genenpoel van dat ras te vergroten. De kittens uit deze
combinaties mogen alleen worden gebruikt voor de Nebelungenfok,
niet voor de Russenfok omdat ze allen langhaar dragen. De
kortharige Nebelungkittens gaan dan ook bij de meeste
verenigingen Nebelung Shorthair (NBS) heten, zodat duidelijk is
dat ze tot een ander ras (de Nebelung) behoren. In Nederland
wordt voor deze kittens veelal toch RUS var. gebruikt en kunnen
de katten op show als Rus worden uitgebracht.
Toevallig langharige kittens van Blauwe Russen zijn voor Nebelungfokkers
ook heel aantrekkelijk; men kan zo nieuwe genen inbrengen zonder
eerst een generatie kortharige langhaardragers te hoeven fokken;
de kittens uit een Langharige Rus X Nebelung zullen immers allen
langharig zijn. Deze langharige nakomelingen mogen meteen de
rasnaam Nebelung (NBL) dragen.
Vanwege het bestaan van de Nebelung, die in feite al een
langharige equivalent van de Rus ís, is er bij Russenfokkers
geen enkele behoefte om (nog) een langharige variant van de
Blauwe Rus te creëeren als onderdeel van hun ras.
Ben je dus op zoek naar een langharige versie van de Blauwe Rus,
dan is de Nebelung hét ras voor jou.
   
Foto's ©Nanna
Sterrenburg, cattery Zvizda's (Russisch Blauw en Nebelung). De
bovenstaande foto's laten de Nebelung zien in al zijn pracht.
V.l.n.r. Nebelungpoes Palaya, Nebelungkitten, nogmaals Palaya en
Nebelungpoes Maschutka. Ik wil Nanna hartelijk danken voor het
ter beschikking stellen van deze foto's.
____________________________________________________________________________________________________
|
Knikstaart
Een afwijking die bij de Rus gelukkig weer
steeds minder vaak lijkt voor te komen, is de knikstaart.
Mogelijk zijn de genen voor knikstaarten de Rus ingekomen via de
infok van Siamezen, waarbij de knikstaart in het verleden
welhaast tot een raskenmerk behoorde.
Als de staart van een kat een knik vertoont, en deze is niet
verstrijkbaar, d.w.z. vastgegroeid, dan spreken we van een
knikstaart.
Knikstaarten komen in vele vormen voor; de knik kan zich op
iedere plek in de staart bevinden, en kan worden veroorzaakt
door kromme of halve wervels, vergroeïngen van wervels
onderling, of de afwezigheid van één of meerdere wervels. De
ernst kan sterk variëren; soms worden staarten gezien die
volledig misvormd zijn en niet normaal kunnen worden gedragen,
die gevormd zijn als een kurkentrekker of een scherpe hoek
maken, soms zijn er in de staart alleen verdikkingen te voelen
die er niet thuishoren, of zit er slechts een voelbaar scherp,
krom haakje aan het uiteinde.
In veel gevallen is de staartafwijking al bij de geboorte
zichtbaar, maar er zijn gevallen bekend waarbij de afwijking in
de staart pas na enige weken (zelfs 8-10 weken wordt gehoord)
duidelijk werd; dit komt doordat de verbening van het
kraakbeenskelet na de geboorte nog enige tijd doorgaat.
Een knikstaart hoeft niet altijd een erfelijke basis te hebben;
het spreekt voor zich dat een breuk in de staart (zoals wanneer
iemand erop is gaan staan of wanneer deze tussen een deur is
gekomen) ook op een dergelijke manier kan helen. Een kat die op
zo’n manier aan zijn knikstaart is gekomen zal de eigenschap
niet doorgeven aan zijn of haar nageslacht.
Ook kunnen aangeboren knikstaarten voorkomen, die geen basis
hebben in de genetische opmaak van het kitten, doordat er
bijvoorbeeld een tekort aan bepaalde voedingsstoffen is geweest
op een bepaald moment van de zwangerschap.
In de meeste gevallen zal dan het hele nest afwijkingen
vertonen, omdat immers alle kittens aan het tekort zijn
blootgesteld.
Naar de wijze van vererving van knikstaarten bij katten is
weinig onderzoek gedaan, maar op basis van ervaringen wordt
aangenomen dat het hier niet om een enkelvoudig dominant of
recessief gen gaat; hoogstwaarschijnlijk hebben we hier te maken
met een polygenetische afwijking; een afwijking die wordt
veroorzaakt door het samenspel van meerdere genen.
Een kitten met een erfelijke knikstaart uit ouders zonder deze
eigenschap heeft dus van beide ouders een bepaalde hoeveelheid
genen meegekregen die ervoor zorgen dat de eigenschap tot
uitdrukking komt. Hoe de verhoudingen tussen het aandeel dat
beide ouders hierin hebben ligt, is niet te bepalen; dit kan 10%
vader, 90% moeder zijn of het omgekeerde maar ook 40% - 60% enz.
Een regelmaat waarmee beide ouderdieren kittens geven met dit
probleem (of andere skeletproblemen) kan hiervoor wel een goede
indicatie zijn.
Men kan er vanuit gaan dat men te maken heeft met een erfelijke
knikstaart als er slechts een of twee kittens in het nest zijn
aangedaan; alleen die kittens hebben toevallig alle genen
ontvangen die nodig zijn of de afwijking zich te laten
manifesteren, de anderen hebben een gelukkiger combinatie van
genen mogen ontvangen.
Over het algemeen hebben katten weinig last van een knikstaart,
en deze mag dan ook uitsluitend worden gecorrigeerd als de kat
er sterke hinder van ondervindt, nooit om cosmetische redenen.
Toch mag met katten met een knikstaart nooit worden gefokt.
Aangezien de informatie over de vorming van de staart dezelfde
basis heeft als de informatie over de vorming van de rest van
het skelet (het mesoderm) kunnen dergelijke misvormingen bij
nakomelingen ook gaan optreden aan andere wervels van de
wervelkolom (hals, rug en lende) en op andere plaatsen in het
skelet.
Er wordt in de literatuur ook een duidelijke link gelegd met
scheve kaken, open verhemelte, vergroeide ribben, open ruggen ,
te veel of te weinig tenen en verkorting/ kromming van de lange
pijpbeenderen (poten) – afwijkingen die ook hun oorsprong vinden
in het functioneren van het mesoderm.
Het mesoderm geeft tevens de informatie voor de aanleg van hart-
en bloedvaten en het urogenitaalapparaat (geslachtdelen,
urinewegen.). Door het onjuist functioneren van het mesoderm
kunnen ook aan deze orgaansystemen afwijkingen optreden; een
niet gesloten scheidingswand in het hart (hartruis is hiervan
een milde vorm), vernauwingen in de aorta, verkeerd gevormde
urinebuizen etc. Een kat met een knikstaart (of een van de
andere genoemde afwijkingen) kan dus het hele scala van
mesoderm-gerelateerde afwijkingen doorgeven.
Men dient er dan ook bijzonder alert op te zijn als deze
afwijkingen, samen of gescheiden, in de lijnen van gebruikte
katten voorkomen. Er moet tevens ernstig overwogen worden ofdat
met de ouderdieren die deze afwijkingen hebben doorgegeven, in
andere combinaties moet worden verder gefokt. Meerdere aspecten
spelen bij de beantwoording een rol.
Het is gevaarlijk om de insteek te volgen dat als er niet is
bewezen dat de afwijking erfelijk is, er niks aan gedaan hoeft
te worden. Beter is de omgekeerde insteek; we doen er iets aan
zolang nog niet is bewezen dat de afwijking níet erfelijk is.
.  
De foto linksboven dient als voorbeeld om
een van de vele mogelijke verschijningsvormen van een knikstaart
te laten zien. De getoonde staart is van Roef, een door mij
gefokt kittentje. De volgende foto's (rechts is hij het onderste
katje) laten zien dat de staart wel degelijk beweeglijk is; dit
is ook te zien op de foto's van Roef in mijn galleries; ook in
volledige rust is de staart gewoon recht. De staart is zowel
door mijn eigen dierenarts als die van de nieuwe eigenaren
onderzocht, en er kon in de wervels geen abnormaliteit of teken
van beschadiging worden gevonden. Ook heeft Roef gewoon gevoel
in zijn staartpunt. Wat dan wel de oorzaak is van deze
afwijkende staartdracht is helaas niet duidelijk.
Syndactylie
Syndactylie, ook wel gespleten voetjes
(ectrosyndactylie), krab- of kreeftenvoetsyndroom genoemd, is
een zeldzame afwijking die nog nauwelijks voorkomt bij de Blauwe
Rus. Bij rassen als de Abessijn en de Somali wordt deze
afwijking iets vaker gezien.
Het is echter wel de moeite waard de afwijking hier te noemen,
aangezien deze in bepaalde gevallen (!) in verband kan worden
gebracht met andere afwijkingen (zie het stukje over
knikstaarten).
Bij syndactylie treedt er een vergroeiing op tussen de teentjes
van de kat, meestal van een of beide voorpoten, in zeer zeldzame
gevallen ook aan de achterpoten.
De expressie kan zeer variabel zijn; van een verhoornde dubbele
of gedraaide nagel (die dan meestal niet kan worden
ingetrokken), tot tenen die alleen via de vlezige delen
vergroeid zijn (ook “zwemvliezen”), tot vergroeiingen waarbij de
huid, spieren, klauwen en botjes zijn betrokken.
In het meest ernstige geval lijken de voorpootjes van de kat op
krabsscharen, met twee forse tenen die bestaan uit de vergroeide
teentjes. De tenen zijn wel functioneel en vaak leren katten ze
te gebruiken als scharen, om er bijvoorbeeld objecten mee te
pakken.
De afwijking ontstaat wanneer de cellen tussen de tenen tijdens
de ontwikkeling niet op tijd het signaal krijgen om te stoppen
met de celdeling, en als gevolg hiervan scheiden de tenen zich
niet van elkaar.
Bij vergroeiingen van de vingerkootjes zou er ook een
skeletafwijking (gebrekkige informatie uit het mesoderm) aan ten
grondslag kunnen liggen.
Voor ectrosyndactylie wordt een monogene (enkelvoudige),
dominante vererving verondersteld, vooral als het de ernstiger
uitingsvormen betreft. Milieufactoren kunnen ook een rol spelen
bij het achterwege blijven van correcte vorming van de tenen, en
bij de mildere uitingsvormen wordt dan ook vaak aan een
congenitaal (aangeboren, niet erfelijk) defect gedacht.
In twijfelgevallen kan het aantal kittens in een nestje dat
afwijkingen heeft een indicatie zijn voor de erfelijkheid; is
slechts één tot 50% van de kittens aangedaan dan betreft het
waarschijnlijk een erfelijke aandoening, is het hele nestje
aangedaan dan betreft het waarschijnlijk een aangeboren
aandoening door milieufactoren.
Met katten met syndactylie zou niet mogen worden gefokt; zie het
eerder gegeven pleidooi bij het stukje over knikstaart.
  
Foto's © Linda
Beumer. De hierboven getoonde foto's zijn mij zeer gul ter
beschikking gesteld door Linda Beumer, voormalig fokster van
Blauwe Russen onder de naam Zaniematsu. De getoonde voetjes zijn
van haar Russisch Blauwe poes Roosje (castraat).
Roosje heeft duidelijk een milde vorm van syndactylie; alleen
haar wijsvingers en duimen zijn vergroeid, en schijnbaar
overwegend door middel van zacht weefsel. Er zijn geen
familieleden met deze aandoening bekend. Ik wil Linda graag
danken voor haar openheid hierover.
Vergroeide pootjes
Pootafwijkingen, hemimelia (radiale hypoplasie;
een vergroeid of afwezig spaakbeen) en “zwemmertjes”
((achter-)pootjes die niet normaal onder de kittens geplaatst
zijn) komen zelden voor bij Russen maar er zijn enkele gevallen
bekend.
Algemene pootafwijkingen kunnen het gevolg zijn van onjuiste
informatie uit het mesoderm en kan alle poten treffen; zie ook
knikstaart. Meestal zijn de achterpoten alleen aangedaan als de
voorpoten dat ook zijn; aangdane voorpoten komen ook apart voor.
Bij hemimelia zijn meestal alleen de voorpoten aangedaan. Net
zoals bij syndactylie is de expressie wisselend; er wordt zelfs
gesuggereerd dat beide afwijkingen het gevolg zijn van de
invloed van dezelfde genen. Ook wordt de afwijking in verband
gebracht met een bepaald gen voor polydactylie (extra tenen). De
verschijningsvorm kan wisselen van iets korte voorpoten tot
kromme pootjes tot poten die hun functionaliteit verliezen door
de volledige afwezigheid (aplasie) van het spaakbeen. De
afwijking heeft een enorme impact op de kat omdat deze de gehele
normale motoriek aantast; en dat begint al met het kneden van
het tepelhof van de moeder bij het drinken.
De afwijking kan erfelijk zijn (hoewel over de wijze van
vererving niks bekend is) of aangeboren, en is meestal blijvend.
In het geval van zwemmertjes (er is geen medische term voor dit
probleem) is er ook geen definitieve oorzaak aan te wijzen.
Gedacht wordt dat het voort zou kunnen komen uit de positie
waarin het kitten zich in de baarmoeder bevond, een andere en
vaker gehoorde theorie is dat zwemmertjes worden veroorzaakt
door een (baarmoederlijke) virale infectie die resulteert in een
soort spierdystrofie bij de kittens.
Deze afwijking is vaak van voorbijgaande aard; de ledematen zijn
volledig ontwikkeld maar bevinden zich eenvoudigweg niet in de
juiste positie. Vaak zijn de pootjes naar de zijkant toegebogen,
soms zitten de (achter)pootjes onder het kitten gedraaid.
Vitamine-B injecties en spalken kunnen helpen bij het corrigeren
van de onjuiste stand, maar veelal wordt aangeraden de pootjes
gewoon met rust te laten. “Zwemmertjes” worden ook wel in
verband gebracht met Flat Chested Kitten Syndrome, maar het is
niet duidelijk hoe het komt dat zwemmertjes vaker FCKS krijgen;
het kan aan een genetische component liggen, maar ook aan het
lichaamsgewicht dat in plaats van deels op de pootjes, nu
constant volledig op de ribbenkas van het kittentje terechtkomt.
De fok met dieren met afwijkingen van voorbijgaande aard is
discutabel; met dieren met permanente afwijkingen die hun basis
zouden kunnen hebben in erfelijkheid zou niet moeten worden
gefokt.
Gespleten gehemelte
Gespleten of open gehemelten, ook wel aangeduid
als cleft palate, worden vaak in verband gebracht met hazenlip.
De aandoening komt bij de Rus niet vaker voor dan bij andere
kattenrassen.
Bij deze afwijking sluit het harde en/of zachte gehemelte zich
tijdens de ontwikkeling van het embryo niet (volledig) waardoor
er problemen ontstaan met zogen; het kitten kan ofwel niet
voldoende hard zuigen, ofwel de melk komt direct in de neusholte
terecht.
De vloeistof kan daardoor de neus weer uitlopen of in de
luchtpijp terechtkomen. Het kitten zal niezen, kan problemen
krijgen met de luchtwegen of zelfs verdrinken. Tevens bereikt te
weinig melk de maag waardoor het kitten kan uitdrogen en
verhongeren.
De ernst van de aandoening varieert van een of meerdere kleine
gaatjes tot een volledig open (afwezig) gehemelte, en in
ernstige gevallen kan ook de bovenkaak zijn aangedaan waardoor
een hazenlip ontstaat. Hoe groter het gat, hoe ernstiger de
problemen.
De aandoening hoeft niet in alle gevallen permanent of fataal te
zijn; kleine gaatjes kunnen uit zichzelf dichtgroeien, grotere
gaatjes kunnen soms chirurgisch worden gecorrigeerd door huid
over het gat in het gehemelte te plaatsen, mits het kitten een
daarvoor geschikte leeftijd haalt (minstens 6-8 weken voor het
zachte gehemelte, 6 maanden voor het harde gehemelte). Kittens
die kans maken op herstel moeten met de hand worden gevoed
d.m.v. een slangetje; het is te gevaarlijk om ze zelf te laten
zuigen. In andere gevallen zal het kitten humaan moeten worden
ingeslapen.
Kittens die onophoudelijk huilen en niet of nauwelijks aankomen
of zelfs afvallen of die een tijd na de geboorte nog belletjes
blazen uit hun neus, moeten op deze aandoening worden
gecontroleerd door voorzichtig met de pink in het bekje te
voelen.
Hoewel de aandoening aangeboren kan zijn, wordt ook een
erfelijke component vermoed; het wordt daarom afgeraden te
fokken met dieren die geboren zijn met een gespleten gehemelte.
Pectus Excavatum
Pectus
Excavatum, ook wel funnel chest (trechterborst)of
schoenlappersborst, is een skeletafwijking waarbij het sternum,
dus het borstbeen, naar binnen wijst. Het kan hier de uiterste
punt van het sternum betreffen maar het sternum kan ook in zijn
geheel in een S-vorm gebogen zijn. PE komt af en toe voor bij
Blauwe Russen kittens, maar niet vaker dan bij andere rassen.
Over het algemeen zijn skeletafwijkingen duidelijk waar te nemen
maar voor Pectus Excavatum gaat dit niet altijd op. Een kitten
met deze aandoening heeft meestal een deuk in het midden van
zijn borst. Doordat het sternum de borstholte inwijst kunnen de
organen daar in de verdrukking komen, soms wordt zelfs gezien
dat het hart van positie is veranderd. Symptomen van Pectus
Excavatum zijn zuurstofgebrek (cyanose), hoesten, overgeven, het
diertje is sneller vermoeid en komt slecht of niet aan of valt
zelfs af.
Sommige dierenartsen en fokkers gebruiken de term
Pectus Excavatum om Flat Chest te beschrijven maar die
aanduiding is onjuist omdat het hier in werkelijkheid twee
verschillende afwijkingen betreft, die onafhankelijk van elkaar
of naast elkaar kunnen voorkomen. (Een platte borstkas is niet
hetzelfde als een sternum dat naar binnen wijst!) Een kitten met
pectus excavatum is al kort na de geboorte te herkennen.
Skeletafwijkingen zoals PE kunnen normaal gesproken niet worden
gecorrigeerd, hoewel er melding is gemaakt van chirurgische
correctie bij oudere kittens (vanaf 7-8 weken).
Omdat bij PE
sprake kan zijn van een samendrukking van longen en hart, kunnen
kittens met deze
afwijkingen
achterblijven in hun ontwikkeling en zullen ze mogelijk nooit
het formaat bereiken van hun onaangedane nestgenootjes.
Tot op
heden weet men niet zeker waarom sommige kittens een
borstkasafwijking krijgen en andere niet. Het zou genetisch
kunnen zijn maar ook veroorzaakt door externe factoren, of geen
of een combinatie van beide. Over het algemeen wordt voor deze
afwijking aangenomen dat er een erfelijke (polygenetische) basis
bestaat en dat deze tot uiting komt door externe invloeden. In
sommige familielijnen lijken borstkasafwijkingen meer voor te
komen dan in andere, maar het schijnt een feit te zijn dat bijna
iedere kater, van elk ras, ergens in zijn fokcarrière een kitten
met een borstkasafwijking verwekt (vanwege het aantal dekkingen
dat hij doet – dit kan PE of FCKS betreffen).
Het is daarom
onmogelijk om te stoppen met alle lijnen waar ooit een
borstkasafwijking in is voorgekomen; dit zou de genenpoel te
veel schaden. Het is hoe dan ook niet aan te raden een
combinatie waaruit PE is voortgekomen te herhalen.Ook moet
worden afgezien van het verder inzetten van fokkatten die bij
herhaling borstkasafwijkingen (of andere skeletafwijkingen,
aangezien deze mogelijk verband houden) geven, vooral als zij
dit met verschillende (onverwante) katten geven. Uiteraard mag
met een kitten dat is hersteld van een borstkasafwijking nooit
worden gefokt!
  
Foto's
van Aurora Roza Dunoe, ©Yasmin Trok-Wijnands, cattery Dunoe. Op
de foto's is de helaas onvoorspelbare ontwikkeling van PE te
zien. De foto links en het detail daarvan in het midden tonen
enkele afwijkende kenmerken als gevolg van de PE; de vorm van de
borstkas van Aurora Roza is niet geheel normaal, en tevens
blijft de groei van haar lijfje achter bij de groei van haar
kopje. De iets uitpuilende ogen en de oren tonen een paarse
verkleuring (cyanose) als gevolg van de verhoogde bloeddruk en
zuurstofgebrek; bij Aurora Roza blokkeerde het sternum de aorta.
Waar er in de eerste foto's nog geen wanhoop straalt uit de blik
van dit meisje, is op de foto rechts het tegenovergestelde waar
(Aurora Roza boven, nestbroer onder). Roza had geen darmwerking
en bleef ernstig achter in groei. De laatste dag begon zij te
gillen van de pijn en is toen meteen ingeslapen om haar verder
lijden te besparen. De foto rechts is op die dag genomen. Ik
weet dat deze beelden Yasmin nog steeds erg veel pijn doen, en
daarom is mijn dank voor deze foto's en haar openheid
hierover buitengewoon groot.
Flat Chested Kitten Syndrome
FCKS (Flat chested Kitten Syndrome), ook wel aangeduid als Flat
Chest of platte borstkassen, is een afwijking die met lage
frequentie voorkomt bij dir ras, d.w.z.; niet meer dan bij
andere rassen.
Bij elk kattenras worden bij tijd en wijle
borstkasafwijkingen waargenomen, inclusief gewone huiskatten.
Sommige rassen (m.n name Oosterse rassen, zoals bijv. de Burmees
met 3-4% Flat Chested kittens) lijken echter gevoeliger voor dit
probleem.
Flat Chest is een van de beter bekende afwijkingen bij fokkers,
waarschijnlijk omdat een geschatte 50% van de aangedane kittens
overlijdt. Fokkers uit alle delen van de wereld hebben ervaring
met Flat Chest, dus wat dat betreft zijn er geen grenzen en kan
het iedereen overkomen.
Op dit moment wordt de oorzaak van Flat Chest vooral gelegd bij
het functioneren van de tussenribspieren en (in mindere mate)
het middenrif. Door een abnormale spanning van deze spieren
wordt de borstkas in een ongewone vorm getrokken, waardoor
normale beweging van de borstkas onmogelijk wordt. De onderzijde
van de borstkas wordt plat en soms krult deze zelfs naar binnen.
Wanneer de borstkas naar binnen klapt worden de hart- en
longfunctie ernstig belemmerd; het volume van de borstkas wordt
drastisch gereduceerd wat een beperking legt op de hoeveelheid
lucht die het kitten in- en uit kan ademen. Hierdoor komt er
minder zuurstof in de bloedbaan en het kitten gaat ter
compensatie sneller ademen.
Om deze reden lijken zwaar aangedane kittens dan ook te hijgen.
De ingeklapte borstkas is ook de oorzaak dat
incidenteel ten onrechte de diagnose Pectus Excavatum wordt
gesteld, echter in dit geval is de borstkas over de gehele
lengte ingeklapt, terwijl bij Pectus Excavatum alleen het
borstbeen naar binnen wijst. De afwijkingen komen wel regelmatig
samen voor. In extreme gevallen zal het kitten naar adem snakken
en overlijden als het niet behandeld wordt.
Binnen één nest kan Flat Chest in verschillende gradaties
voorkomen.
Veel
flat-chested kittens blijven onopgemerkt en herstellen zonder
hulp terwijl andere kittens, die het op het eerste oog goed
lijken te doen, juist overlijden.
Het proces dat leidt tot het ontstaan van Flat Chest moet nog
ontdekt worden.
Theoretisch is het goed mogelijk dat een borstkasafwijking het
eindresultaat is van verschillende ziekteprocessen, waardoor de
oorzaak per ras kan verschillen. Mogelijk zijn de afwijkingen
aangeboren (congenitaal) en staan ze los van de genetische
achtergrond van het kitten, al zijn er nog geen milieufactoren
geïdentificeerd die de ongeboren vrucht op deze manier
beïnvloeden.
Een andere mogelijkheid is dat een combinatie van ouders die een
verhoogd risico hebben om borstkasafwijkingen te geven dit
eerder doen onder invloed van bepaalde omgevingsfactoren.
Dit wordt echter weer tegengesproken door het feit dat sommige
katten borstkasafwijkingen geven terwijl dit bij anderen (in
dezelfde cattery) nooit gebeurt, terwijl bij herhaling van
eenzelfde combinatie, zonder aanpassingen in de
omgevingsfactoren, alle kittens gezond zijn. De algemene
fokadviezen voor katten die FCKS hebben gegeven of ermee zijn
geboren, komen overeen met de inzichten hierover ten aanzien van
PE.
Navelbreuk en
open buik
Deze afwijking, in het engels omschreven als
umbillical hernia, is het gevolg van een afwijkende buikwand in
de buurt van de navelstreng. Het is een sluitingsdefect; er zit
een opening in de buikwand die in grootte kan variëren van een
vrijwel onzichtbaar gaatje, afgedekt met huid, tot volledige
afwezigheid van de buikwand.
Door de opening kunnen de organen uit de buik, zoals de darmen,
naar buiten komen.
In sommige gevallen, vooral bij de kleinere openingen, worden de
uitstulpende organen nog bedekt door huid en/of onderhuids
weefsel, maar bij zeer ernstige gevallen liggen de organen
bloot.
Navelbreuken en open buiken komen voor bij alle rassen en duiken
dus ook af en toe op binnen de Rus.
Een navelbreuk of open buik gaat niet vanzelf dicht; in zeer
milde gevallen (minuscuul gaatje waar huid overheen ligt) kan
dat geen kwaad, in iets zwaardere gevallen kan er chirugisch
worden ingegrepen en in zeer ernstige gevallen is het
noodzakelijk het kitten te laten inslapen (kittens worden, zelfs
met de meest ernstige vorm, meestal levend geboren!).
Het is niet altijd duidelijk of de eigenschap erfelijk is of
niet, dit kan het geval zijn, maar het kan ook aangeboren zijn.
Een navelbreuk of open buik kan ook nog verworven zijn;
veroorzaakt door het trekken van de moederpoes bij het
doorbijten van de navelstreng, alsook bij onzorgvuldige hulp van
een menselijke kraamhulp. Ook komt het voor dat de moederpoes te
fanatiek is bij het verwijderen van de navelstreng, en niet op
tijd stopt.
Vooral rassen met zeer korte snuiten hebben hier problemen mee;
mogelijk kunnen zij door de bouw van hun snuit en kaken niet
goed inschatten waar ze bijten. Hierdoor komt de afwijking
binnen die rassen vaker voor.
Er wordt geadviseerd om niet met katten met een navelbreuk te
fokken voor het geval er erfelijke factoren in het spel zijn.
  
Deze foto's zijn
met toestemming geplaatst van een bron die liever anoniem wenst
te blijven. Juist daarom mijn diepste waardering voor het ter
beschikking stellen van deze foto's. Gelieve niet te kopiëren
uit respect voor de privacy van deze persoon.
Patella Luxatie
Patella Luxatie, ofwel loszittende knieschijven, is een
aandoening waarbij de patella (knieschijf) uit positie schiet of
buiten zijn normale positie beweegt, doordat de groef in het
dijbeen waarin de patella hoort te vallen te ondiep is. De
luxatie is bij katten meestal mediaal (naar de binnenkant van de
knie) maar kan ook lateraal (naar de buitenkant van de knie)
zijn. Het kan een gevolg zijn van trauma, maar het is meestal
een erfelijk defect.
Wanneer het aangrijpingspunt op het scheenbeen niet recht onder
de groeve in het bovenbeen ligt, dan loopt de kniepees, met
daarin de patella, links of rechts naast de groeve, in plaats
van eroverheen. Wanneer het dier nog erg jong is ligt de patella
meestal nog wel in de groeve, maar zal er, door de verkeerde
aanleg, langzamerhand af en toe uit worden getrokken. Hoe vaker
dit gebeurt, hoe meer de rand van de groeve zal slijten; de
groeve wordt steeds ondieper en de patella komt er steeds
makkelijker uit. Het gewrichtskapsel en de bandjes zullen ook
uitrekken. Bij dieren die al heel jong PL hebben zal de groeve
in het bovenbeen zich niet ontwikkelen; het bovenbeen heeft dan
een knotsvormig uiteinde zonder groeve. Als gevolg hiervan
ontwikkelen de bovenbeenspieren zich anders; inplaats van
strekkers zullen het buigers worden, en het been wordt permanent
gebogen gehouden.
In aangeboren gevallen is het meestal bilateraal (beide
achterpoten zijn aangedaan), wat kan resulteren in hinken,
huppen, ineens niet meer willen springen of het ineenzakken van
de achterpoten - er hoeft echter niks te zien te zijn. De
diagnose wordt gesteld door het bevoelen van de kniegewrichten
(palperen)en soms zijn er röntgenfoto's nodig. In sommige
gevallen is het mogelijk de patella met de hand uit de groeve te
duwen; dit mag normaal gesproken niet kunnen.
Vaak speelt PL simultaan met heupdysplasie, en osteoartritis
wordt vaak gezien als secundaire aandoening (aandoening als
resultaat van PL of HD). Er zijn verschillende graden van PL,
variërend van minimaal (patella zit het grootste deel van de
tijd op de juiste plek)tot zeer ernstig (de patella zit
permanent in een onjuiste positie en het dier kan ernstige
moeite hebben met lopen).
In ernstige gevallen kan een operatie nodig zijn. De operatie
behelst het dieper maken van de groef (trochlea) waarin de
patella hoort te vallen.
PL wordt vooral veel gezien bij Abessijnen, Devon Rexen,
Bengalen en Maine Coons, maar kan bij ieder ras voorkomen.
Doordat er een raspredispositie lijkt te zijn, wordt er een
erfelijke aanleg aangenomen (bij honden is dit reeds
aangetoond).
De wijze van aanpak is afhankelijk van verschillende factoren;
de frequentie waarmee de aandoening voorkomt binnen een ras, de
mate/ernst van de luxatie, de grootte van de totale populatie en
de aanwezigheid van evt. andere erfelijke afwijkingen
Bij Russen komt de aandoening slechts zeldzaam voor, daarom
lijkt het verstandig dieren met PL uit te sluiten voor de fok.
(Huid)allergie
Atopie is een erfelijke aanleg (hoewel de
wijze van vererving niet volledig duidelijk is)om een
overgevoeligheid te ontwikkelen voor allergenen uit de omgeving.
De predispositie is niet ras- of geslachtsgebonden. Allergie kan
blijken uit miliaire dermatitis, eosinofiel granuloom, alopecia,
uticaria en angio-oedeem. Symptomen van allergische reacties
zijn zwellingen, bultjes, opstaand haar (op de zwellingen), jeuk
en dientengevolge krab- of bijtwondjes en kale plekken.Vooral
zwelling van het gezicht, de oorschelpen en de nek
(angio-oedeem) wordt bij katten met allergiën veel gezien.
Naar aanleiding van contact met een bepaalde stof kan een kat
een ongewenste immunologische reactie hebben (verstoring van het
auto-imuunsysteem), waardoor er stoffen vrijkomen die een
ontstekingsreactie in de huid geven.
De allergenen kunnen worden ingeademd of via het maagdarmkanaal
of de huid het lichaam binnenkomen.
De reactie kan o.a.volgen op contact met een bepaald soort
medicatie, chemische substantie, voer, zeep, gras- en
boompollen, huisstofmijt, bloemen en planten, menselijke
huidschilfers en zelfs zonlicht. Ook kan een kat allergisch zijn
voor vlooien of een bepaald voedingsbestanddeel..
Allergie wordt pas vastgesteld na uitsluiting van ondere
oorzaken van jeuk (b.v. vlooien, schimmel, mijteninfectie,
stresslikken).
Omdat voeding een oorzaak kan zijn van de allergische reactie
kan er een eliminatiedieet worden gevolgd dat erop is gericht
het allergen (meestal een eiwit i.g.v. een voedingsallergie)te
ontdekken; door het uitsluiten van aanvankelijk alle
voedingsmiddelen behalve één die de kat nog niet eerder heeft
gehad (bijvoorbeeld lamsvlees) waarna beetje bij beetje andere
voedingsmiddelen worden toegevoegd.
Volledig rauw voeren kan een oplossing zijn (bij allergie voor
bijv. bepaalde conserveringsmiddelen of kleurstoffen) maar is
dat niet altijd.
Pas nadat voedsel- en vlooienallergie zijn uitgesloten wordt
atopie geconstateerd.
Om de allergenen te bepalen kunnen kleine beetjes van de
mogelijke allergenen in de huid worden geïnjecteerd; de huidtest
is echter niet volledig betrouwbaar bij katten.Ditzelfde geldt
voor de beschikbare bloedtesten.
Als het dier niet duidelijk overgevoelig is voor een bepaald
voedingsmiddel of vlooien, dan is het allergen dus vaak moeilijk
vast te stellen. In dat geval is symptomatische bestrijding van
de jeuk de enige optie; hiervoor kunnen corticosteroïden,
antihistaminen en evt. essentiële vetzuren (omega 3/omega 6)
worden gegeven.Ter ondersteuning kunnen ook antibiotica worden
voorgeschreven
In principe zijn allergiën niet levensbedreigend, tenzij ze, in
zeldzame gevallen, ook op de luchtwegen slaan en daar zwellingen
veroorzaken waardoor het dier moeite krijgt met ademhalen. Een
hele heftige reactie kan in het ergste geval resulteren in een
anaphylactische schock.
 Op
deze beide foto's zijn de gevolgen van atopie en contact met een
allergen te zien;
Links is duidelijk zwelling van het voorhoofd en een zwelling
boven het linker oor (voor de kijker rechts) zichtbaar.
Rechts is zichtbaar dat de jeuk ertoe heeft geleid dat er tot
bloedens toe is gekrabd.
Er is hier sprake van een relatief lichte reactie; als de jeuk
langer aan zou houden zou de toegebrachte schade mogelijk
stukken groter zijn. Dit is bij Luna gelukkig nooit het geval
geweest.
_____________________________________________________________________________________________________
|
HCM
Zo'n 11% van alle katten (dus niet alleen
raskatten) heeft een hartprobleem. De meeste katten hebben hier
geen last van, een klein deel vertoont symptomen en komt bij de
dierenarts terecht. Soms is het eerste symptoom een plotseling
overlijden of een ernstige reactie op stress, bijvoorbeeld
narcose.
Hypertrofische Cardiomyopathie, afgekort HCM, is het meest
voorkomende hartprobleem bij katten; het kan bij alle katten en
bij alle kattenrassen voorkomen. Er kan dus bij geen enkel ras
zonder meer gesteld worden dat er geen HCM in voorkomt.
Ook bij de Rus zijn er recent enige gevallen van katten met HCM
bekend geworden.
Ook DCM (gedilateerde (=verwijde)cardiomyopathie), veroorzaakt
door taurinetekort, kan voorkomen bij de kat, maar wordt
eigenlijk nauwelijks meer gezien. RCM, restrictieve
cardiomyopathie, waarbij de wand van het hart 'verbindweefseld'
is, is een typische kattenziekte maar komt slechts heel zelden
voor.
HCM bij katten is een erfelijke afwijking. Onderzoek door o.a.
Mark Kittleson en Kathryn Meurs in de VS (waar zij een populatie
Maine Coons en American Shorthairs volgden) heeft aangetoond dat
HCM autosomaal dominant vererft en een variabele expressie
heeft.
Dit wil zeggen dat de afwijking niet geslachtsgebonden vererft,
dat er een kat van zijn ouders maar 1 HCM gen hoeft te krijgen
om de ziekte zelf te kunnen ontwikkelen en dat het ziektepatroon
geen vast verloop kent.
Er wordt verondersteld dat bij HCM meerdere genen een rol spelen
die invloed hebben op de expressie, waardoor een kat
bijvoorbeeld het gen voor HCM kan dragen zonder zelf ooit
verschijnselen te krijgen, terwijl een deel van zijn
nakomelingen er al vroeg door overlijdt.
Bij HCM zie je een sterk verdikte wand van de linkerkamer van
het hart, en ook van de wand tussen beide kamers.
Daardoor wordt de wand van de linkerkamer steeds minder
flexibel, waardoor deze zich niet voldoende kan vullen.
Ook wordt het volume van de linkerkamer hierdoor steeds kleiner,
met als gevolg dat er minder bloed rondgepompt wordt en de
ruimte in de linkerboezem vergroot omdat het bloed daar "blijft
staan".
Hierdoor ontstaat de kans op bloedstolsels in de linkerboezem,
die in de aorta kunnen komen en zadeltrombose veroorzaken
wanneer ze vastlopen in de splitsing van de aorta naar de
slagaders van de achterpoten.
De gevolgen kunnen koude achterpoten zijn, maar ook verlamming
van beide achterpoten. Zadeltrombose en verlamming zijn zeer
sterke aanwijzingen voor HCM.
Door de drukstijging in de linkerboezem neemt de druk in de
longvaatjes toe, wat weer leidt tot oedeem (vochtophopingen) in
de longen en borstkas. De kat kan het als gevolg hiervan erg
benauwd krijgen.
Omdat de kat zo niet voldoende zuurstof op kan nemen, moet hart
harder werken om voldoende zuurstof naar de cellen te krijgen,
maar hiertoe is het gewoonweg niet in staat.
Tevens wordt bij HCM een goede beweging van de hartkleppen
belemmerd, waardoor de hartfunctie alleen nog maar verder
verslechtert.
De meeste katten met HCM zijn suf, ernstig benauwd of ademen
snel. Vaak ademen ze daarbij door hun bek. Ze kunnen flauwvallen
of acuut overlijden aan een hartstilstand. Vaak hebben ze
ondertemperatuur en weinig eetlust.
De hartfrequentie is doorgaans hoog, maar dit hoeft niet het
geval te zijn; een lage lichaamstemperatuur kan bijvoorbeeld ook
resulteren in een normaal lijkende of te lage hartslag. Er kan
een hartruis hoorbaar zijn, maar dit hoeft niet en ook is dat
niet altijd een teken van HCM.
HCM leidt uiteindelijk altijd tot hartfalen.
HCM kan een hele stille moordenaar zijn; vaak zijn er totaal
geen uiterlijke symptomen, totdat de kat ineens een
hartstilstand krijgt.
De aandoening kan alleen onomstotelijk worden vastgesteld door
een specialist met gebruikmaking van echografie.
Een echografisch onderzoek is echter altijd slechts een
momentopname; HCM kent een zeer wisselend verloop dus het is
altijd mogelijk dat de kat de ziekte in een later stadium alsnog
ontwikkelt.
Een kat met HCM noemen we HCM-positief, een kat wiens waarden op
het randje zitten HCM-verdacht of voorlopig vrij, en een kat
waarbij (nog) geen HCM is vastgesteld HCM-negatief.
Voor enkele rassen is een DNA-test beschikbaar; omdat er voor
HCM nog een tiental mutaties wordt vermoed zijn deze echter niet
universeel toe te passen op katten die niet tot deze rassen
behoren (het betreft hier de Maine Coon en de Ragdoll), en zelfs
deze rassen kunnen meerdere verschillende mutaties van het HCM
gen bij zich dragen.
De DNA-test levert dus geen definitieve diagnose op voor HCM in
het algemeen, (wèl voor de geteste genen), maar is net als
echografie wel een bruikbaar hulpmiddel om getroffen katten te
vinden, uit te sluiten voor de fok en te ondersteunen met
medicatie.
Aangeraden wordt om fokkatten jaarlijks te testen middels
echografie; ex-fokkatten om het jaar.
Medicatie geneest HCM niet, maar kan wel een langere levensduur
en meer kwaliteit van leven geven.
Voor meer informatie over HCM en lopende projecten hiervoor bij
het ras Russisch Blauw kun je hier terecht:
SBR-RBF/HCM
Tenslotte: niet iedere vorm van
HCM is erfelijk; secundaire HCM kan optreden bij een te sterke
schildklierfunctie (te snelle werking; hyperthyreoidie) of een
gestoorde nierfunctie. Ook niet elke hartaandoening bij de kat
is HCM; er komen bijv. ook abnormaal functionerende hartkleppen
of sluitingsdefecten voor.

PKD
PKD is de afkorting voor Polycystic Kidney
Disease, een erfelijke aandoening die met hoge regelmaat bij
katten voorkomt.
Er is voor de Perzisch Langhaar (en aanverwante rassen) onlangs
een PKD-gen (het zgn. PKD-1 gen) gevonden dat enkelvoudig, niet
geslachtsgebonden en dominant blijkt te vererven. Dit komt
overeen met wat er bij andere rassen wordt geobserveerd.
Deze wijze van vererving houdt in dat er geen gezonde dragers
bestaan en dat een kat met PKD het gen dus maar van één van zijn
ouders hoeft te (moet) hebben gekregen.
Kittens die het gen van beide ouders krijgen, overlijden al voor
hun geboorte.
Het PKD-1 gen zorgt ervoor dat een bepaald eiwit, dat voor
belang is voor de nierfunctie, verkeerd wordt aangelegd.
Katten met PKD worden hierdoor al geboren met cysten (met vocht
gevulde blaasjes) in hun nieren. Zowel het aantal cysten als de
omvang van de cysten zal in de loop van het leven toenemen.
De grootte van de cysten kan variëren van millimeters tot
centimeters. Door deze cysten komt het gezonde nierweefsel in de
verdrukking waardoor dat niet meer goed kan functioneren.
Progressief nierfalen is het gevolg. Verminderde eetlust,
buitengewoon veel drinken en plassen, afvallen, uitdrogen,
braken en algeheel conditieverlies (slechte vacht) kunnen de
uiterlijke symptomen zijn.
Het chronisch nierfalen veroorzaakt vergiftigingsverschijnselen,
inwendige bloedingen of uitvalsverschijnselen van een ander
vitaal systeem wat resulteert in het overlijden van de kat.
Dit gebeurt meestal tussen de leeftijd van 4 en 8 jaar maar soms
is het ziekteverloop trager, zodat de kat aan ouderdom lijkt te
zijn gestorven, waarna sectie uit kan wijzen dat PKD de
boosdoener was.
Behalve in de nieren kunnen PKD-lijders ook cysten hebben op de
lever, de alvleesklier en de baarmoeder, waaruit weer andere
ziekteverschijnselen ontstaan. Het overlijden is echter meestal
een direct gevolg van de conditie van de nieren.
Doordat PKD pas na jaren aan het licht kan komen is het van
belang de ziekte al in een vroeg stadium aan te tonen, zodat er
met deze PKD-positieve dieren niet wordt gefokt.
Als er niet getest wordt kan een PKD lijder al meerdere
generaties verwekt hebben voordat de ziekte zich openbaart.
Alle katteneigenaren die willen fokken zouden de kans op deze
ziekte moeten onderkennen en onderzoeken, zodat de ziekte een
halt kan worden toegeroepen.
Door middel van een echo door een specialist is PKD al in een
vroeg stadium te herkennen. De minimum leeftijd waarop de echo
redelijk betrouwbaar is, is 1 jaar, maar liefst wordt de kat zo
kort mogelijk voordat hij/zij in de fok wordt ingezet getest.
Hoe ouder de kat is als er getest wordt, hoe betrouwbaarder de
test, maar aangeraden wordt wel om altijd te testen voordat er
nakomelingen worden verwekt. Bij de lichtste twijfel moet het
onderzoek na 6 maanden worden herhaald.
PKD is niet te genezen maar wel te behandelen om een betere
kwaliteit van leven en een hogere levensverwachting te geven.
Medicijnen zoals Fortekor, nierdieten en nierdialyses
kunnen worden ingezet om te proberen de nieren te ontlasten en
het bloed te zuiveren van gifstoffen. Voor meer informatie kun
je terecht op
SBR-RBF/PKD
  
CIN
CIN is een afkorting voor Chronische
Interstitiële Nefritis, ook wel aangeduid als schrompelnieren.
Het is de meest voorkomende nieraandoening bij katten, en kent
een langzaam en progressief verloop. Bij deze aandoening van de
nieren gaan er functionele niercellen stuk die worden vervangen
door bindweefsel.
Hierdoor worden de nieren in de loop der tijd kleiner en minder
glad.
Aanvankelijk vangen de gezonde niercellen de functie van de
gestorven cellen op en zijn er dus ook geen uiterlijke
symptomen.
Naarmate de ziekte vordert neemt het functionele deel van de
nieren echter steeds verder af en worden ook de eerste symptomen
zichtbaar; vaak (bij 40% van de gevallen) zijn dat meer plassen
en meer drinken.
De eerste symptomen worden pas zichtbaar als al 2/3 van de nier
is aangetast!
De kat wordt langzamer en slomer, en braken, diarree en
stinkende adem kunnen gaan optreden. Ook de bloeddruk kan
toenemen, wat weer kan resulteren in oogafwijkingen (plotselinge
blindheid, bloeding in het oog).
Meerdere factoren spelen een rol bij de ontwikkeling van CIN;
erfelijkheid, voeding, medicatie en verhoogde bloeddruk spelen
een rol.
In tegenstelling tot acuut nierfalen is CIN onomkeerbaar, en de
meeste katten sterven uiteindelijk aan de gevolgen van uremie
(afvalstoffen in het bloed)
Ook bij CIN kan verdere degenaratie van de nieren worden
opgevangen met medicijnen, voeding en dialyse, maar dit zal de
uiteindelijke uitkomst van de ziekte niet veranderen..
____________________________________________________________________________________________________________________
|
Definities:
Aangeboren fout/afwijking
een fout/afwijking die bij de geboorte aanwezig is. Deze kan een
genetische basis hebben, maar dat hoeft niet. Het kan een
ontwikkelingsstoornis zijn, of een foutje bij het coderen van de
genen. Als je bedenkt hoe complex de mitose en meiose
(celdeling) eigenlijk zijn, dan mag het een wonder heten dat er
niet nog veel meer foutjes gebeuren. De fout/afwijking kan ook
het resultaat zijn van milieufactoren, zoals medicatie,
vaccinatie, or gifstoffen waaraan een poes tijdens haar
zwangerschap is blootgesteld. Het kan tevens het reslutaat zijn
van een tekort aan bepaalde voedingsstoffen zoals aminozuren,
vitaminen of mineralen.
De afwijking maakt dus zeker deel uit van het fenotype, niet
altijd van het genotype.
Genetische fout/afwijking
Genetisch duidt erop dat een eigenschap erfelijk
is; de eigenschap kan door een of beide ouders worden
doorgegeven aan het nageslacht.
De afwijking maakt deel uit van het genotype, maar niet altijd
van het fenotype (expressie kan door factoren van buitenaf
worden beïnvloed). Genetische eigenschappen kunnen overerven als
dominant, recessief, polygenetisch, geslachtsgebonden of op nog
onbekende manieren. Hoe het gen zich uit (de expressie) kan
variëren met de aard ervan, en met de invloed van andere genen
of het milieu hierop (fenotype).
Gen
Vererfbare aanleg voor
een bepaalde eigenschap. In feite bepaald door een stukje van
het chromosoom; ieder gen heeft een eigen plaats (of locus) op
het chromosoom. Genen van een eigenschap komen in paren voor op
overeenkomstige chromosomen. Van de genen kunnen meerdere in
aanleg verschillende eigenschappen voorkomen; dit zijn de
allelen van een gen.
Allel
Alternatieve vormen (variaties) van
een bepaald gen, door mutaties veroorzaakt. Een bepaalde versie
van een bepaald gen heeft dus van het oorspronkelijke gen
verschillende eigenschappen gekregen. Er kunnen meerdere versies
of allelen zijn van een gen.
Dominant allel
Een allel van een gen dat
prioriteit heeft boven een ander allel van eenzelfde gen.
Dominante genen komen tot uitdrukking in het fenotype van het
individu, ongeacht ofdat het andere allel dominant of recessief
is. Wanneer beide allelen van een gen gelijk dominant zijn, heet
dit co-dominant.
Recessief allel
Een allel ondergeschikt aan een
ander (meer dominant) allel van hetzelfde gen. Recessieven komen
alleen tot uitdrukking in het fenotype als ze homozygoot
aanwezig zijn, en kunnen niet tot uitdrukking komen als er een
dominanter allel aanwezig is.
Epistase
Meerdere genen tesamen
beschouwd kan een gen soms overheersend zijn en worden andere
eigenschappen verdrongen of gemaskeerd.
Fenotype
De "zichtbare" eigenschappen
van een individu tesamen. Kunnen worden beïnvloed door genotype
en milieufactoren. Ook gedragskenmerken, anatomische kenmerken,
biochemische kenmerken en physiologische kenmerken vallen onder
het fenotype.
Alleen de zgn. bovenliggende eigenschappen komen tot uitdrukking
in het fenotype.
Genotype
De unieke genetische opbouw van
het individu; het totaal van de erfelijke aanleg; alle allelen
op de diverse loci van de chromosomen; het DNA. Het genotype
behelst naast de "zichtbare" aanleg, ook de niet-zichtbare
eigenschappen. Deze noemen we onderliggend of verborgen.
_____________________________________________________________________________________________________
|
Bronnen voor de beschrijvingen:
fokkerscontacten, messybeast.com, Maine Coon info.nl,
Pawpeds-Pawacademy, boeken genoemd onder ‘boekbesprekingen’,
THINK, noorse boskatten.net, Gencouns, Koschka Kourant,
FABcats.org, Peteducation.com, stichtingblauwerus.nl

| |